Leren van elkaar

Eens zat ik met een uitstapje van de gehandicapten op het strand van Gaza naast een vrouw, die vrolijk haar kunstbeen afgespte en dat met een tevreden zucht naast zich legde. Ik sprak geen Arabisch, zij geen Engels. Ik pakte dat plastic been en legde het naast de mijne. Kijk, zei ik en stak mijn vingers op, ikke drie, jij een. Van het lachen rolde ze om in het zand. Ik heb het daar bij die gehandicapten in Gaza altijd een vrolijke bende gevonden. Er werden ook altijd veel grappen gemaakt, en niemand deed erg kleinzerig over hoe ze genoemd wilden worden. Gehandicapt is gehandicapt. Als ik over de drempel struikelde riep iemand, ha! Nu wordt ze ook een van ons.

En het is ook niet alsof zij alleen maar van ons leerden, en wij niet van hen. Ik weet nog dat Khaled Abu Zaid (NCCR) in Amsterdam was en dat wij hem meenamen naar dat immense revalidatiecentrum aan de Overtoom in Amsterdam. Ik twijfelde er een beetje over, want ik dacht dat het voor hem nogal intimiderend zou zijn, en hoe dan ook een onhaalbare toekomstdroom, om te zien in welke rijkdom onze gehandicapten konden revalideren. Met een eigen zwembad, een restaurant, eigen kamers, een schoenmakerij, alle geavanceerde apparatuur om mensen te helpen – alles was er en was duur. Maar Khaled vond het allemaal prachtig, informeerde geïnteresseerd naar allerlei zaken als tilmachines zodat het personeel niet door de rug zou gaan als er een patiënt in bed of in bad moest, en maakte notities over wat hem wel een goed idee leek om over te nemen. En toen vroeg hij langs zijn neus weg: hoeveel mensen met een handicap werken hier eigenlijk? Waarna de directeur, enigszins verlegen, moest toegeven dat er op de meer dan honderd medewerkers ongeveer …eh…één was.

In Gaza heeft het NCCR, (eens onder een andere naam begonnen) vanaf het begin een emancipatorisch doel. Het is destijds opgezet door twee mannen die zelf gehandicapt zijn, Khaled is er een van. En die in de gevangenis bedachten dat zij zelf iets wilden op gaan zetten, in de eerste plaats voor alle gehandicapten van de intifada. Met het idee dat gehandicapten zelf het beste weten wat goed voor ze is, en bovendien, dat ze daarmee een voorbeeld zouden zijn voor andere gehandicapten, dat je je leven in eigen handen kunt nemen (als je die nog hebt). Dat je op eigen voeten kunt staan (idem).

Traditioneel gezien was gehandicapt zijn met schaamte beladen. We hebben het nog meegemaakt, een familie met een hele sleep gehandicapte kinderen, die nooit de deur uitkwamen omdat de ze verborgen werden gehouden. Nu was er ook weinig waar ze heen konden, maar toch. Het was toch wel een schande, een straf van God, zulke kinderen.

Toen ze toch bezig waren om een organisatie op te zetten voor de gehandicapten van de intifada, en ze zeiden dat die toch gewond waren geraakt voor hun land, en dus ieders respect verdienden, namen ze de andere, de gewone gehandicapten mee. Want waarom zouden die zich wel moeten schamen?

Zo was het doel van het NCCR altijd breder dan alleen het bieden van medische zorg. Juist omdat er in het NCCR zo vaak als dat kon gehandicapten werden aangesteld – dat kon niet altijd, het bleek niet makkelijk om gehandicapte artsen of fysiotherapeuten te vinden – hadden ze ook een maatschappelijke voorbeeldfunctie. Het gaf een jongen of een meisje dat net gehandicapt was geworden weer moed om te zien dat de boekhouder ook in een rolstoel zat, of de kleuterleidster, of dat de secretaresse ook hinkte met een beugel om haar been. Precies dat wat Khaled in dat revalidatiecentrum in Amsterdam had gemist.

Twee keer per jaar gaat de hele meute met alle familieleden, hinkend, rollend of in armen gedragen de straat op om te demonstreren voor een betere wetgeving, of meer rechten voor gehandicapten, en dat is feest. Het ontroert ons diep om niets meer van schaamte te zien – iedereen, hoe krom of verkreukeld ook, wil graag op de foto. Khaled vertelde hoe hij jonge vrouwen, die nog nauwelijks tevoorschijn durfden te komen, leerde dat ze zich piekfijn aan moesten kleden, met sjieke hoge hakken in hun rolstoelen, ook al zouden die schoenen nooit verslijten, om er voor te zorgen dat niemand hen ooit als bedelaar aan zou zien. En hij stuurde ze voor een boodschap de straat op, in hun rolstoel, om te wennen. En vooral niet zielig doen.

Hun zelfstandigheid ging ver. Eens maakten we mee dat de stoet een petitie aan zou bieden bij het Palestijnse parlement, en dat ze daar aangekomen voor een dichte deur stonden. Een paar van de gehandicapten werden kwaad, en we zagen een paar van hen, waaronder een vrouw, in hun rolstoelen in protest en woede de raampjes van de auto’s van de parlementariërs met de stokken van hun spandoeken aan diggelen slaan. Dat zou ze leren.

Kijk, zei Khaled in Amsterdam, in dat mooie revalidatiecentrum zit iedereen binnen want daar hebben ze alles. Hoevaak zien wij mensen op krukken of in een rolstoel buiten? Heel weinig toch? En heb je dat gezien? Bij het revalidatiecentrum hebben ze niet eens een goede oversteekplaats voor rolstoelers. Je wordt zo van je sokken gereden, je pleegt zelfmoord als je hier zelfstandig over wilt steken. Wij zouden daar actie voor voeren. Waarom doen jullie dat niet? Hebben jullie feest op de internationale dag voor gehandicapten?

Daar konden wij nog wat van leren.

Anja Meulenbelt

Plaats een reactie