Slachtoffers aanval Mavi Marmara: onwillige aanklager Strafhof móet onderzoeken

Negen jaar na de dood van de actievoerders van Gaza Freedom Flotilla is er nog altijd geen gerechtigheid. De verantwoordelijken binnen het Israëlische leger zijn nooit vervolgd. Zelfs de aanklager van het Internationaal Strafhof in Den Haag wil er niet aan beginnen. Nabestaanden en slachtoffers verzochten deze week de rechtbank om sancties tegen deze aanklager, in de hoop dat er toch een strafrechtelijk onderzoek komt. Lydia de Leeuw, Kifaia-bestuurslid en specialist internationaal recht was er bij.

Bij het horen van de woorden ‘Gaza’, ‘Palestijnen’, ‘blokkade’ en ‘IDF’, kreeg ik plots een brok in mijn keel. Mijn ogen begonnen te prikken. Dat had ik niet verwacht. Het deed me veel om die woorden uitgesproken te horen worden in het Internationaal Strafhof. Samen met de slachtoffers en nabestaanden luisterde ik met toenemende verbazing naar wat de aanklagers te zeggen hadden. Ze wrongen zich in de meest onmogelijke bochten om maar niet over te hoeven gaan tot een strafrechtelijk onderzoek.

Terug naar mei 2010. Commando’s van de Israëlische marine enteren de Gaza Freedom Flotilla, een internationale groep mensenrechtenverdedigers die met zes schepen onderweg zijn naar Gaza. Doel: aanmeren in de haven en zo de wurgende blokkade van de Gazastrook te breken.

Dodelijk geweld
Op het moment van de aanval zijn de schepen nog in international wateren. Voor en tijdens en enteren van het grootste schip, de Mavi Marmara – varend onder de vlag van de Comoren – wordt gericht en dodelijk geweld tegen de opvarenden gebruikt. Verschillende mensen worden in hun hoofd en van achteren neergeschoten. Tien Turkse burgers worden gedood. Zo’n vijftig mensen raken gewond. Vele honderden opvarenden worden tijdens hun arrestatie en detentie onderworpen aan een onmenselijke en mensonterende behandeling. Sindsdien strijden de slachtoffers en nabestaanden voor gerechtigheid en erkenning.

Tevergeefs. De Turkse autoriteiten hebben een politieke overeenkomst gesloten met Israël, wat het voeren van een rechtszaak daar kansloos maakt. De Comoren heeft niet de middelen om een grootschalige vervolging in te stellen. Ook rechters en aanklagers in landen van andere slachtoffers, waaronder Duitsland, Zweden, België en de VS, lijken hun vingers er niet aan te willen branden.

Niet ernstig genoeg
In mei 2013 verwijst de Comoren
de zaak naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. Een half jaar later besluit de openbaar aanklager dat ze geen strafrechtelijk onderzoek zal starten; de zaak zou niet ernstig genoeg zijn. Maar de Comoren, de advocaat van de slachtoffers en de toegewezen vertegenwoordiging van de slachtoffers laten het er niet bij zitten. Ze blijven het besluit van de aanklager aanvechten. In juli 2015 oordeelt het Internationaal Strafhof dat de aanklager vijf cruciale fouten heeft gemaakt in haar analyse van de zaak, dat ze de fouten moet herstellen en haar besluit moet heroverwegen. De aanklager blijft echter bij haar zaak. Hierover ging op 1 mei de hogerberoepzitting bij het Internationaal Strafhof.

Maar de feiten spreken voor zich:

  • De aanklager heeft niet gekeken naar het bewijs voor een onderliggend plan van de marine om de Mavi Marmara aan te vallen, ‘Operation Sea Breeze’.
  • Ook is forensisch bewijs genegeerd dat erop wijst dat de soldaten al vanuit de helikopters en omliggende schepen kogels afvuurden op de Mavi Marmara.
  • Terwijl hooggeplaatsten uit het Israëlische leger en politiek uitgebreid hebben gesproken over hun aandeel in de besluitvorming rondom de aanval op de Flotilla, beweert de aanklager dat het te moeilijk zou zijn om de hoogst verantwoordelijken te onderzoeken.
  • Er is geen onderzoek gedaan naar de impact van de aanval, noch op directe slachtoffers als op indirecte slachtoffers. In andere zaken deed de aanklager dit wel.
  • De aanklager heeft een kunstmatig onderscheid gecreëerd tussen de arrestaties aan boord van de Flotilla en de mishandeling van de arrestanten en detentie. Ook iets wat ze in andere zaken niet deden.
  • De illegaliteit van de blokkade van de Gazastrook is niet beoordeeld, laat staan meegewogen.

En dit zijn zijn nog maar een paar van de omissies en fouten, waarover de rechtbank de aanklager stevig aan de tand voelde. Ook de advocaat van de Comoren trok van leer: “U lijkt de rol van de verdediging [Israël] te vervullen, niet die van de aanklager”, zei hij. Dit is een zwaar en hoogst ongebruikelijk verwijt. De Comoren, de advocaat van de slachtoffers en de toegewezen vertegenwoordiging van de slachtoffers stellen dat de aanklager wellicht in ‘contempt of court’ is door het besluit van de rechtbank om te vervolgen weigeren uit te voeren. Ze verzoeken de rechtbank om sancties tegen de aanklager te overwegen.

In plaats van haar taak te vervullen, namelijk oordelen of er een ‘gerede grond’ bestaat voor strafrechtelijk onderzoek, richtte de aanklager zich op het afzwakken van de zaak en verontschuldigen van Israël. Soms was het alsof ik een vertegenwoordiger van het Israëlische leger hoorde praten: de aanklager spreekt over ‘serious confrontations’ aan boord van de Mavi Marmara; de slachtoffers zijn ‘unfortunate victims’.

De slachtoffers willen weten waarom dit zo onnodig lang, moet duren. Zij willen dat dit zeulen met de zaak nu afgelopen is en dat er gerechtigheid komt. De ouders van Furkan Dogan, met zijn 19 jaar het jongste slachtoffer van de aanval, zijn ook aanwezig bij de zitting. Ze lijken positief over de kansen van de zaak.

Op 2 september zal de Internationaal Strafhof haar oordeel vellen; moet de aanklager haar besluit herzien of niet? En, handelt de aanklager in ‘contempt of court’ door geen gehoord te geven aan het oordeel van 2015? Het kan alle kanten op.

(Foto’s: Wikimedia en Sonja Zimmermann)

 

Plaats een reactie